Uncategorized

Kerstverhaal

Mijn moeder werd vlak voor Kerst 1987 ontslagen uit het ziekenhuis. Ze had baarmoederkanker en een vergrote hartspier, ze was geopereerd. Ze was ontzettend verzwakt en van de eens zo onvermoeibare en energieke vrouw was weinig over. Mijn vader wilde natuurlijk haar verwelkomen, was dolblij dat ze weer thuiskwam en hij wilde er zeker van zijn dat het een mooie kerstavond werd. Hij had zelfs een kerstboom in huis gehaald en opgetuigd, iets wat normaal een klusje van mijn moeder geweest zou zijn. Aangezien hij nog van de generatie was die met moeite een ei kon bakken belde hij mij al dagen tevoren op met de nadrukkelijke wens dat ik het kerstdiner zou verzorgen. Het moest – zoals altijd- een klassieke, gevulde kalkoen worden. ‘Natuurlijk zorg ik ervoor!’ zei ik hem.
Naarmate Kerstavond naderde drong steeds beter tot mij door dat ik nog nooit een kalkoen had klaargemaakt, en, ook al kon ik aardig koken, dit was een uitdaging die ik liever uit de weg ging. Bovendien zou zo’n kalkoen niet in mijn oven passen en voor geen goud ging ik een dag eerder naar Den Haag dan strikt noodzakelijk om daar de voorbereidingen voor het diner te treffen.
Ik bedacht een goed plan, vond ik zelf. Ik zou een kalkoen ophalen bij de traiteur aan de Willemsparkweg. Dan was succes gegarandeerd. Wat een opluchting.

Op 24 december was ik er vroeg bij, constateerde ik tevreden, het was een uur of twaalf. Ik hoefde pas om zes uur in Den Haag te zijn, ik was ruimschoots op tijd. Ik fietste naar Traiteur Antoine volgens plan, om daar te horen – na een half uurtje in de rij staan – dat ik een kalkoen al weken eerder had moeten bestellen. Ze hadden niets, maar dan ook werkelijk niets wat enigzins in de richting kwam. Geen kip, geen kwartels, geen fazant, alleen wat restanten eendenpaté en wat
liflafjes. Hmm, jammer van het wachten, vond ik, maar geen nood. Ik kende nog wel een traiteur. Ook die was min of meer uitverkocht en had geen kalkoenen. De paniek sloeg toe. Ik had toegezegd met een fantastisch kerstdiner aan te komen. Mijn vader had de dag ervoor nog eens gebeld om te vragen of er echt geen boodschappen in huis gehaald moesten worden. ‘Nee, echt niet!’ had ik geantwoord, ‘Maak je geen zorgen ik neem alles mee!’

Ik besloot snel weer naar huis te fietsen om in het telefoonboek te
kijken welke traiteurs er nog meer waren in Amsterdam. Met het boek op schoot belde ik de een na de ander. Ze waren stuk voor stuk verbaasd dat ik dacht zomaar een gevulde kalkoen te kunnen kopen, als ze al de telefoon opnamen. Er was nog wel een slager die een rauwe voor me had.
De wanhoop nabij belde ik een traiteur met een exotische naam. ‘Ja hoor dat kan, mevrouw,’ klonk het aan de andere kant van de lijn. ‘Hoe laat wilt u hem ophalen?’ ‘Met vulling en met groentes erbij??’ vroeg ik ongelovig. ‘Geen probleem, mevrouw.’ was het antwoord weer. Wat was ik blij en opgelucht. Zie je wel, dacht ik, toch gelukt. Ik had de gevulde kalkoen te pakken, waar mijn vader zich zo op verheugde. Op de afgesproken tijd, vier uur, fietste ik naar het adres van de traiteur. Ik zag echter nergens een traiteur of iets wat er op leek, terwijl ik zeker het juiste adres had. Of toch? Het felgele bord van een viezige snackbar scheen me tegemoet in het inmiddels schemerende namiddaglicht. Ik schrok. Ik parkeerde mijn fiets. Binnen rook het naar oud vet. De toonbankvitrine was gevuld met kroketten, berenhappen, nassischijven en frikandellen. Plastic groene grasmatjes
onder de snacks in witte bakjes. De ruit was dof van vettigheid. ‘Ik kom voor de kalkoen,’ zei ik voorzichtig. De meneer achter de toonbank glimlachte breed en overhandigde mij een grote bonk aluminiumfolie in een dun plastic tasje. ‘45 gulden alstublieft’. Ik kon niet geloven dat in deze dure foliebal behalve de vogel ook groenten en aardappels zaten ingepakt, maar de meneer verzekerde mij dat al het gevraagde erin zat. Het was al laat. Tegen vijven was ik weer thuis. Ik besefte dat ik veel en veel te laat zou komen als ik nu de trein naar Den Haag zou nemen. Dat kon ik mijn vader niet aandoen.

Dan maar een noodoplossing. Ik belde een taxi. Voor tweehonderd gulden reed hij mij, samen met mijn vies ruikende aluminiumbal die mij steeds grotere zorgen baarde, naar Den Haag. Mijn arme vader was al helemaal in rep en roer toen ik eindelijk aankwam. Hij vond het niet fijn dat ik zo laat was. Hij had zelf al de tafel een beetje gedekt, iets wat hij nooit van zijn leven gedaan had. Ik spurtte direct naar de keuken om het diner voor te bereiden. O, wat erg! Wat erg! ging het steeds door me heen. Terwijl ik het aluminiumfolie van de bonk afpelde kreeg de nare geur vrij spel en zakte er een natte kwak zompige groente uit de buik van de vogel op de twee plastic bordjes die hem ondersteunden. Afgezien van de constatering dat de geur al niet deugde, was het visueel ook een ramp. Ik probeerde het gerecht er zo mooi mogelijk uit te laten zien, maar er was weinig aan te doen, het bleef een onaantrekkelijk geheel. Er zaten ook geen aardappels en groenten bij, die vormden kennelijk onderdeel van de vulling. Dat ik die er apart bij wilde hebben had ik kennelijk niet duidelijk weten te maken aan de traiteur.

Mijn vader kon zijn teleurstelling niet onderdrukken. Zijn gezicht sprak boekdelen. Ik biechtte mijn slechte voorbereiding op. Hij baalde. Mijn moeder was nog zwak. Het kon haar niet veel schelen geloof ik. Zij wilde vooral niet te lang aan tafel zitten en zei weinig.

Ik had die avond een flauw benul van hoe het zo ver gekomen was. Mijn aversie om met mijn ouders Kerst te vieren was zo groot geweest dat ik het had laten mislukken. Gelukkig was mijn vader niet boos geworden op mij. Of misschien was hij wel boos, ik merkte er in elk geval niets van. Niemand bij ons thuis wist raad met boosheid en niemand kon het uiten. De avond verliep verder rustig en was vroeg afgelopen. Wij hadden geen kersttradities. Geen kerstverhaal voorlezen, geen kerstmuziek. Kerst vieren bestond uit borrelen en een hele hoop kadootjes uitpakken bij de kerstboom; mijn moeder en mijn oma kregen meestal een juweel van mijn vader, een ring of broche of armband. Ik ook weleens. En verder waren er altijd mooie boeken onder de boom, met veel foto’s, over geschiedenis of kunst en antiek
of over Den Haag. Natuurlijk parfum. Daarna volgde dan een diner met kaarslicht en een mooi gedekte tafel. Best leuk, zeker als kind vond ik dat fijn, alhoewel ik niet echt snapte waarom kalkoen nou specialer was dan kip, de smaak was vrijwel identiek, wel iets droger, vond ik. Het was een enorm beest waar we dagenlang van konden eten. Ook had ik geen behoefte aan de paar druppels rode wijn in mijn water, om wijn te leren drinken. Verder, okee, best leuk.

Deze kerstavond was er weinig vreugde geweest. Ik had het niet goed voorbereid, geen leuke cadeautjes bedacht en niks gekocht, geen fijn diner gemaakt, geen mooie tafel gedekt. Ik had het niet op kunnen brengen, en voelde me schuldig.

Mijn moeder was weer thuis. Dat was het belangrijkste. Met die gedachte troostte ik mijzelf.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *